De Rode Hamervis

omslag De Rode Hamervis

omslag De Rode Hamervis

Gebonden boek
Uitgeverij Zwijsen (2001)
Vanaf 9 jaar
Lees verder

Tinne wil in een bootje naar Mexico, maar kan dat wel nu de Hamervis voor de kust zwemt?

Waar gaat het boek over?

omslag De Rode Hamervis

omslag De Rode Hamervis

Tinne en Bosse wonen in een dorp vlak bij de zee. Er gebeuren vreemde dingen in het dorp. Het houdt bijvoorbeeld maar niet op met regenen.
Uit het Moddermeer komen geluiden die je bang maken en in zee zwemt een vreemde vis.

Wat voor soort boek is het?

De Rode Hamervis is een avonturenboek. (Serie: Wachtwoord – avontuur)
Tinne en Bosse beleven een angstig avontuur als er een modderstroom van de berg komt en de vreemde vis voor de kust opduikt.
De vader van Bosse is verliefd op de moeder van Tinne. En Bosse en Tinne mogen elkaar ook graag. Het is dus ook nog een boek over de liefde!

Wil je nog wat bijzonderheden?

  • Er stond een bericht in de krant dat een Noorse visser iedere keer weer dezelfde vis ving. Het was een blinde kabeljauw. Naar aanleiding van dit krantenbericht is het verhaal geschreven.
  • De Rode Hamervis is een “makkelijk lezen”-boek, vanaf 9 jaar.

Opdrachten en vragen over het boek

Heb je het boek gelezen en wil je een opdracht of een vraag?
vraag

Een serieuze vraag over het boek

Er is eigenlijk sprake van twee verschillende bedreigingen van het milieu.
Welke en wat zijn de gevolgen?

Ontbossing leidt tot grondverschuivingen en chemische verontreiniging bedreigt het leven in zee.

Een gekke of moeilijke opdracht

Die gekke pa van Bosse is verliefd en maakt een gedicht (zie blz.85).
Maak ook eens zoiets voor iemand die jij leuk vindt.

Leesproef en recensies

Hieronder extra informatie over het boek. Je kunt een stukje lezen en soms worden er recensies over het boek getoond. Klik op een titel en de informatie zal zichtbaar worden.

Leesproef

Leesfragment De Rode hamervis.
Tinne is zoek. Bosse zoekt haar en vindt zijn vriendin op het strand

Uit hoofdstuk 12: Een vogeltje in een jekker

De boot lag op zijn kant op het strand. De dikke lippen van de vissenkop hapten zand. Tinne was achter de boot gekropen. Ze was kletsnat. Eén vuist had ze stijf dichtgeknepen. Met haar andere hand trok ze aan mijn jack. Ze deed haar mond ver open, alsof ze niet genoeg adem kreeg of wilde gillen. Maar er kwam geen geluid. De wind blies om haar natte kleren en ze rilde. Ik lag op mijn knieën in het zand naast haar. Het motregentje werd weer regen.
‘Allemachtig, Bosse,’ zei ze. ‘Waar was je nou?’
‘Tinne,’ zei ik. ‘Gekke indiaan.’
Ze moest een beetje lachen. Het was de glimlach van iemand die erg moe is.
‘Kom mee,’ zei ik. ‘We moeten eerst schuilen.’
Ik trok haar overeind. De wind drukte ons naar de Meermingrot. We gingen met onze rug tegen de rotswand zitten. Tinne deed haar hand open, een witte hand, bleek en rimpelig van het zeewater. Het Gouden Visje lag erin. Het kettinkje was verdwenen.
‘Poeh, hé,’ zei ze.
Ze haalde een paar keer diep adem.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Het duurde even voor ze genoeg adem had.
‘Zonder de geluksvis was ik verdronken, Bosse.’
Ik luisterde naar haar verhaal. Eigenlijk was het Vosjes schuld. Die stomme bleekkop, die anders nooit een mond opendeed! Ze had gezegd dat er op de zandplaat zieke zeehonden lagen. De huid vol met zweren. Er moest ook al een zieke zeehond op de kust gespoeld zijn. Leer me Tinne kennen! Ik weet dat ze niet nadenkt als ze zoiets hoort.
‘De stroom was er ineens, Bosse. Ik werd meegesleurd.’
‘Al het water van de berg stroomt in de haven. Heb je dat al gezien?’
‘Het hele Moddermeer is leeggelopen, hè?’
‘Joppe heeft het dorp gered. En jij, Tinne, je kon nog net naar het strand zwemmen.’
Tinne zoog lucht in. Ze voelde aan haar staartjes, drukte ze een beetje in model.
‘Denk je dat?’ vroeg ze. ‘Ik ben gered.’
‘Het Gouden Visje weer, hè?’
‘Iets anders, Bosse. De Rode Hamervissen hebben me opgetild. Ik heb het echt gevoeld.’
We waren allebei even stil. Was dit weer zo’n Tinne-verhaal, waarvan je niet wist wat er wel of niet waar was? De Hamervis die onze boot al bijna had omgegooid? De vis die Bruine Pruis een vinger had afgebeten? Kon die ineens zo lief zijn om Tinne te redden? De Hamervis was toch een gevaarlijke vis die met zijn dikke kop tegen boten ramde!
‘Het waren twee vissen,’ zei Tinne. ‘Ze zwommen naast elkaar, de koppen heel dicht bij elkaar. Ze namen het bootje tussen hen in. Zo tilden ze me mee.’
Ik keek haar even aan. Ze tuurde naar het Gouden Visje in haar hand. Ik durfde niet te zeggen dat ik het niet kon geloven.
‘Je moet droge kleren hebben,’ zei ik.
Ik trok mijn jack uit en legde die om haar schouders.
‘Je gelooft het niet, hè? Waarom geloof je me niet? Ik ben toch niet gek, Bosse.’
Ik keek haar aan. Haar ogen leken donkerder dan anders. Ze heeft gelijk, dacht ik, waarom geloof ik haar niet? De Rode Hamervis had onze boot eerder geraakt. Toen was hij kwaad geweest. Nu was hij misschien vriendelijk geweest. Een vis kon een mens toch dragen. Je hoorde toch ook wel eens dat dolfijnen een mens redden. Was de Hamervis misschien een dolfijn?
‘Ik geloof je, Tinne,’ zei ik.
En toen hoorden we getoeter. De oude scheepshoorn die Joppe gebruikte als er mist was.
‘Joppe,’ zei ik. ‘Hij zoekt ons.’
Voor de kust voer de blauwe vissersboot van Joppe. Ik rende de grot uit en zwaaide naar hem. De kop van de boot draaide bij. Joppe koerste recht op ons af en zette de boot op het strand. Hij sprong overboord en rende half struikelend door het water naar ons toe. Het was helemaal niet nodig. Tinne kon wel goed lopen. Toch droeg Joppe haar in zijn armen naar de boot. Ze kroop in het stuurhuis weg in Joppes jekker. Ik sleepte de boomboot naar het water en bond hem vast aan de visboot. Toen duwde Joppe de boot los en voer terug.

De Rode Hamervis. Uitgever: Zwijsen, 2001. Omslag: Ceseli Josephus Jitta. 85 pagina’s. Gemakkelijk te lezen vanaf 9 jaar.