Mijn Juf Stubbe was een engel, maar dat ze de dag begon met duistere bijbelverhalen legde een schaduw van gruwel over mijn jonge jaren. Ik leerde een God kennen die kinderen liet verscheuren door beren, omdat ze een profeet uitscholden voor ‘kaalkop’. Die Abraham ertoe aanzette zijn zoon te offeren en toen dat niet meer hoefde nog wel een ram om zeep liet helpen. God hield niet van kinderen en dieren, dat was duidelijk. Had mijn nachtgebedje ‘Here, houd deze nacht over mij de wacht’ nog wel zin? Ik bad het met open ogen om roofdieren voor te zijn en voor alle zekerheid ging mijn witte muis mee naar bed.
Over die God in een kinderleven gaat het nieuwe boek Moeder en God en ik van Rita Verschuur. De hoofdpersoon heet onverhuld Rita Verschuur. God komt halverwege de vorige eeuw haar wereld binnen samen met een streng gelovige stiefmoeder. Het blijkt een moeder die veel te luid liederen zingt (‘Jubelt, jubelt blij o christenheid.’) en zalig een verboden (want katholiek) woord vindt. Volgens Rita is ze ‘een soort Bonifatius die ons wil bekeren.’ Daarom moet ze naar de zondagschool in het Maranatha-gebouwtje, waar de zusters Mastenbroek met krijsstemmen het evangelie brengen. Net als haar vader ziet Rita zichzelf als een heiden, maar ze wil wel alles van het geloof weten. Ze leest de Kinderbijbel, raakt met God ‘in de knoop’ en worstelt met vragen als: ‘God schiep alles, maar wie maakte God?’
Rita Verschuur verwierf faam met haar Astrid Lindgren-vertalingen. Daarnaast is ze al jaren bezig met een serie autobiografische romans, waarvan Moeder en God en ik het achtste deel is. Het zijn stuk voor stuk indrukwekkende boeken, waarmee ze regelmatig in de prijzen viel: voor Vreemd land kreeg ze een zilveren griffel, voor Jubeltenen de Gouden Uil. De formule is altijd gelijk: een honderdtal stukjes, soms niet langer dan een halve bladzijde. Geen sterke verhaallijn, geen adembenemende plot, eerder een van verschillende kanten belichte situatie. Het doet denken aan het tv-spelletje, waarbij een bekende voorstelling stukje voor stukje oplicht tot het geheel in beeld is. Die korte ‘shots’ zijn opgepoetst tot pronkstukjes van taal. Knap is hoe Verschuur zich met een twaalfjarig meisje weet te identificeren (of zich haar eigen jeugd tot in detail herinnert!) Dat levert mooie kinderobservaties op als: ‘halfbroertjes, dat vind ik zo’n gek woord voor hele jongetjes.’
Veel in Moeder en God en ik zal oudere lezers vertrouwd voorkomen. Maar de wereld van nu is heel anders dan in Verschuurs jeugd. Het is de vraag of de hedendaagse jeugd nog aandacht kan opbrengen voor Rita’s perikelen. Misschien zullen ze nog wel de puberemoties herkennen. Literatuur voor een kleine groep jonge lezers en een groter publiek volwassenen dus.
Deze tekst gaat over het nieuwe boek van Rita Verschuur: Moeder en God en ik.. – december 2005