De kathedraalbouwer en het kind

Interview IBBY Nieuwsbrief, november 2013
De kathedraalbouwer en het kind

Dolf Verroen (1928): Meer dan honderd boeken schreef hij. Hij zou er een kathedraal mee kunnen vullen, ware het niet dat die ruimte gereserveerd is voor het Opperwezen. Maar laat de gewijde woonstee dan een burgemeesterswoning zijn met vele zalen. En sta IBBY toe hem wel kathedraalbouwer te noemen. Kathedraal gesproken verdringen de klassiekers zich dan in het middenschip, zijn er bijzondere werken bijgezet in de zijbeuken en pronkt hier en daar een juweel in een nis. Maar wat staat er in het licht van brandende kaarsen op de mooiste plek in het koor?

We vinden de nestor van de Nederlandse Jeugdliteratuur in een Fries dorp dat omhuld lijkt door een heilig waas: St Nicolaasga. Daar bouwt de gigant in jaren, mantelzorgend voor zijn partner Gerard, verder aan zijn omvangrijk oeuvre. Het is een herfstige dag, wij spreken over het leven en de literatuur en Gerard voegt de details toe.

Dolf Verroen: “Niet overdrijven, hoor! Het valt wel mee met dat kathedrale oeuvre. Als je jong begint, een beetje doorschrijft en oud mag worden, dan schrijft een mens heel wat bij elkaar. Maar met het boek in het koor bedoel je zeker het boek dat mij het liefst is? Daar kan ik snel antwoord op geven: dat is Slaaf kindje slaaf. Dat boek ligt mij het diepst aan het hart. Het is verguisd en bewonderd, is in vele talen vertaald, maar de Nederlandse recensenten en jury´s hadden er geen oog voor. Of me dat steekt? Ik had wel op wat aandacht gehoopt. Maar misschien verscheen het bij de verkeerde uitgever, misschien was de Duitse omslag veel beter. Maar ach, de teleurstelling is groter als een boek niet naar je eigen zin is.”

Het vergeten boek Slaaf kindje slaaf lijkt een sleutelboek in Verroens oeuvre. Een slaaf zit in een ondergeschoven positie. En net als slaven en dieren is ook het kind ondergeschikt aan grote mensen. Het kinderleven is vaak geen prettig leven, vindt Verroen. Het is geen eerlijk spel als de volwassene zoveel meer macht heeft. Een kinderboekenschrijver moet partij kiezen voor het kind, een uitweg voor ze zoeken. In De verschrikkelijke schoolmeester ontmoeten we bijvoorbeeld een gruwelijke machthebber, die de ouders zelfs weet te overtuigen. Maar dan is er een oud vrouwtje dat de mensen meekrijgt in een opstand tegen de onderdrukker.

Dolf weer: “Ik heb zelf geen slechte jeugd gehad, maar dat kwam omdat ik me wist aan te passen aan wat de grote mensen wilden. Pas als puber kwam de botsing met mijn vader. Ik voelde me afgewezen. Het ergste wat je een kind kunt aandoen is zijn zelfvertrouwen ondermijnen. En dat deed hij tot aan zijn dood, ik denk omdat hij mijn homosexualiteit niet kon accepteren. Hij lag bijvoorbeeld eens in het ziekenhuis en ik gaf hem mijn boek waar ik een griffel mee gewonnen had en trots op was. Toen ik later vroeg: ‘Hoe vond je het?’ had hij het boek niet eens ingekeken, maar weggegeven aan een onbekende. Ik weet niet of ons gezin harmonisch was. Ik denk dat mijn ouders een goed huwelijk hadden. Mijn moeder was zeer empathisch, de ziel van het gezin. Ik geloof niet dat ik ongelukkig was, maar ik zocht wel iets dat in mijn leven ontbrak. Dat vond ik bijvoorbeeld in de boeken van Leonard Roggeveen. Daar kon ik als kind in wonen, daar was warmte. In boeken kun je vluchten als het leven niet zo toeschietelijk voor je is. Ik ben niet een van de jongsten meer, maar mijn jeugd is nog steeds dichtbij. Mijn vader werkte op de Gist- en Spiritusfabriek en toen ik van school kwam, had hij daar een baantje voor mij georganiseerd. Toen hij mij op een maandagochtend kwam wekken, heb ik geweigerd om op te staan. Pas nu besef ik hoe ik hem daarmee gekwetst en vernederd heb. Je wilde weten welk boek ik nog wil schrijven? Ik ben er al aan begonnen! Het wordt een verhaal over een jongen die het voor zijn vader opneemt. Een droom over een harmonische vader-kind relatie. Maar neem nog wat dadels en jij ook Dineke. De vijgen zijn uit een rijke oogst. Kom, laat mij niet achter met zoveel kostelijk voedsel.”

Een interview met Dolf Verroen is aanzitten bij een welvoorziene dis. De gastheren sleepten voedsel aan afkomstig uit uithoeken van de wereld. Allemaal om het gesprek wat grond te geven. Handen breken brood, terwijl de gedachten ver reiken. Het ontroert me dat hij wortelsoep heeft gemaakt die wij mogen eten. En daarna volgen zalm, dadels en vijgen, kazen en wijnen van allure. We spreken uren achtereen. Ook over donkerte aan het zwerk. Gerard, de partner van Dolf kampt met mislukte heupoperaties. Het monumentale huis moet verkocht worden. We dwalen enige tijd door het pand dat tot aan de nok is volgestouwd met erfgoed, vele bureaus, duizenden boeken, beeldhouwwerken en schilderijen. Waar moet dat heen als ze verhuizen naar een gemakkelijker huis? Dolf is er nuchter onder: “Ach, afscheid nemen van de dingen hoort bij het leven. Gerard is al begonnen met zijn archief op zolder. Mijn papieren vinden misschien een kastje in het Letterkundig Museum. We geven wat weg, gooien wat weg, verkopen wat en dan zullen we dichter bij de mensen wel een nieuwe plek vinden.” En op die plek zal Dolf doorwerken. Hij blijft scholen bezoeken, plattelandsvrouwen bedienen met een speels woord. En in zijn hoofd kolken de ideeën voor nieuw werk. IBBY gunt het hem dat hij ook de verloren hoekjes van de kathedraal nog vult met nieuw werk.

Deze column verscheen in de IBBY nieuwsbrief, november 2013