In de jeugdromans van de Brit David Almond vinden we meestal kwetsbare jongeren die zich in moeilijke situaties toch staande houden. Het zijn spannende boeken, vol mysterie, vaak spelend op geheimzinnige locaties: een steengroeve, een slikveld of zoals in Slangenkuil: een grot.
In dit nieuwe boek begint de spanning direct al bij aanvang. Er hipt een kauwtje rond en de hoofdpersoon vindt een oud snoeimes. Al snel ontdekken ze in een ruïne een baby. Er duikt nog een slechterik op en dan zijn we ook al op weg naar een heftig slot.
Het gaat bij Almond nooit om klein puberleed, maar om levensvragen. Nu filosofeert hij over het geweld in de wereld en het toeval dat je leven bepaalt. Je kunt zo maar een kindsoldaat worden als je zoals de asielzoeker Oliver in Liberia geboren bent. Geweld speelt een grote rol in het boek. Er is een militaire oefening gaande. Een sadistische oud-vriend maakt video’s over onthoofdingen in Irak en verzint spelletjes rond een kuil vol gifslangen.
Almond lijkt met dit verhaal te willen zeggen dat we in het leven allemaal vondeling zijn. We balanceren gedurig boven adderpoelen en voor je het weet ben je nog een moordenaar ook. Deze mens- en maatschappijvisie is niet zo origineel sinds Sartre. We kenden het slechte in de mens ook al, zeker sinds Auschwitz. Jongeren zullen er misschien nog aan moeten wennen. Almond is dan wel jeugdboekenauteur en voorzichtig met een uitzichtloos einde. In Slangenkuil overwint het goede dus en voor alle partijen gloort er hoop.
Deze column over Slangenkuil van David Almond verscheen in mei 2010 in Het Dagblad van het Noorden